Gewone flamingo
Greater flamingo
Phoenicopterus roseus

Wordt ook wel "Europese flamingo" genoemd.
De gewone flamingo is één van de zes soorten flamingo’s die er in de wereld zijn. Al deze zes soorten flamingo’s verschillen samen zo sterk van alle andere soorten vogels, dat zij samen een eigen familie vogels vormen (de familie der flamingo’s). Alle soorten flamingo’s hebben een in verhouding lange en gebogen nek, een stompe en gehoekte snavel, korte tenen met zwemvliezen ertussen en in verhouding lange poten. De gewone flamingo heeft de naam “gewone flamingo” te danken aan het feit dat hij van alle zes soorten flamingo’s als eerste flamingosoort voor de wetenschap werd beschreven. Toen de vijf andere flamingosoorten voor de wetenschap werden beschreven, was de gewone flamingo al voor de wetenschap beschreven en was de wetenschap dus al met de gewone flamingo vertrouwd. In andere woorden: voor de wetenschap was de gewone flamingo al gewoon (in de betekenis van “vertrouwd” dus) en daarmee voor de wetenschap niet meer onbekend. Deze uitleg over de oorsprong van en de betekenis van de naam “gewone flamingo” laat zien dat woorden als “gewoon” en “ongewoon” hele subjectieve woorden zijn. Omdat de gewone flamingo onder andere in Europa in het wild leeft, heeft deze vogelsoort ook de naam “Europese flamingo”.
De gewone flamingo is een grote vogelsoort: hij wordt 2-4,5 kg zwaar en 110-150 cm hoog. Het grootste deel van zijn verenkleed is rozeachtig wit; de enige veren met andere kleuren zitten op zijn vleugels. Een aantal van die vleugelveren zijn rood, en weer andere veren zijn zwart. De flamingo heeft rode en rozeachtig witte veren doordat de algen en de kleine kreeftachtigen die hij eet rode kleurstoffen bevatten. De rode kleurstoffen komen vanuit de maag in de veren terecht. De poten van de flamingo zijn bedekt met naakte (dus veerloze), roze huid, en de snavel is roze met een zwart uiteinde.
In Europa komt de gewone flamingo voor in het zuiden, van Portugal tot in Griekenland. Het bekendste leefgebied van de flamingo in Europa is de Camargue in Zuid-Frankrijk. Sinds een aantal jaar komt de flamingo ook voor in een aantal natuurgebieden in Nederland en in één in Duitsland, waardoor er ook in Noord-Europa wilde gewone flamingo’s leven. Het Duitse natuurgebied waarin er flamingo’s leven is het Zwillbrocker Venn (“Zwilbroekerveen” in het Nederlands) en ligt pal over de Nederlands-Duitse grens bij Groenlo, Gelderland. Alle Nederlandse en Duitse flamingo’s zijn afstammelingen van flamingo’s die ooit zijn ontsnapt uit particuliere vogelverzamelingen. Behalve in Europa komt de gewone flamingo ook voor in Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Azië. In heel zijn verspreidingsgebied komt de gewone flamingo voor in rivieren, riviermondingen, meren, vennen, moerassen en lagunes. Gewone flamingo’s zoeken overdag naar voedsel, zelfs als het heel heet is. Zij kunnen namelijk heel hoge temperaturen aan.
De gewone flamingo is monogaam, heeft zijn hele leven één partner. Als één van de wederhelften van een flamingokoppel overlijdt, dan zoekt de overgebleven wederhelft naar een nieuwe partner. Bij de flamingo is het dan wel zo dat beide wederhelften heel lang bij elkaar blijven voordat dat gebeurt, want de flamingo kan voor een vogel een hoge leeftijd bereiken. In het wild kan de flamingo 30 tot 40 jaar oud worden, en in dierentuinen 60 jaar. Flamingo’s broeden in groepen. Een groep flamingo’s (van welke soort dan ook) heet een kolonie. Een kolonie flamingo’s kan soms heel erg groot zijn, want het kan bestaan uit tot wel 200.000(!) koppels flamingo’s. Voordat er wordt gepaard, nesten worden gebouwd en eieren worden gelegd, voeren de mannetjes en vrouwtjes in de koppels paringsdansen uit. Die paringsdansen zijn bedoeld om de onderlinge band tussen die mannetjes en vrouwtjes te bevestigen en te verstevigen. Omdat flamingo’s monogaam zijn, zijn die paringsdansen dus niet bedoeld om nieuwe partners te lokken. De paringsdansen die in een flamingokolonie worden opgevoerd, zijn een waar spektakel. Aan één zo’n dans doen meerdere koppels mee, de dans is ingewikkeld en gesynchroniseerd, en terwijl de koppels dansen maken zij luide toeterende geluiden. Nadat de dans afgelopen is, paart het koppel. Na de paring bouwt het koppel aan de rand van het water het nest.